Medezeggenschap en beleid rond Covid-19 in de zorg

Wij ontvingen de laatste tijd vanuit de zorg vragen over de rol van de OR als het gaat om het beleid rondom Covid-19. Met name over het vaccinatiebeleid in de instelling en ook over het door (moeten) werken van medewerkers die positief zijn getest maar zelf klachtenvrij zijn.

covidVaccinatiebeleid in een zorginstelling is arbobeleid en daarom instemmingsplichtig

Wanneer het gaat om beleid inzake COVID-19 en de vaccinaties heeft de OR zeker een rol te vervullen. Allereerst zijn het vaccinatiebeleid en het beleid aangaande positief geteste werknemers instemmingsplichtig op grond van artikel 27 lid 1 sub d van de WOR. Volgens dit artikellid behoeven alle regelingen omtrent (o.a.) arbeidsomstandigheden instemming van de OR. Hieronder vallen de aangelegenheden die te maken hebben met de veiligheid, de gezondheid en het welzijn in verband met de arbeid. Dit betekent dus ook het vaccinatiebeleid en het beleid omtrent positief geteste werknemers nu deze direct terugslaan op de veiligheid, gezondheid en welzijn van werknemers op de werkvloer.

Tijdelijke regelingen vragen ook om instemming

De tijdelijkheid van de regeling staat op zich het instemmingsrecht niet in de weg. Ook het experimenteel karakter daarvan hoeft het instemmingsrecht niet in de weg te staan. Voorstelbaar zou wel kunnen zijn dat het bestuur in een bepaalde noodsituatie een tijdelijke maatregel neemt en vervolgens achteraf de instemming van de OR verzoekt.

Alle relevante informatie moet worden verstrekt

Nu het voorgaande blijk geeft van instemmingsplichtige besluiten, mag van het bestuur worden verwacht dat zij de OR tijdig over alle voor hem in het kader van het instemmingsverzoek relevante informatie (zulks ter beoordeling van de OR) voorziet. Het bestuur is namelijk op grond van artikel 31 (algemene informatieplicht) én artikel 27 lid 2 van de WOR (bijzondere informatieplicht) verplicht tijdig alle informatie aan de OR te verstrekken die de OR nodig heeft om zijn taken behoorlijk uit te kunnen oefenen, in dit geval om naar behoren te beslissen over het instemmingsverzoek.

Waar spoed vereist is mag van de OR enige flexibiliteit worden verwacht

In het geval dat bepaalde zaken meer spoed vereisen, mag van de OR meer flexibiliteit verwacht worden door bijvoorbeeld binnen een redelijk snellere termijn het bestuur te voorzien van een beslissing op het instemmingsverzoek, maar de OR mag zeker niet gepasseerd worden. Het is van belang om hierover in gesprek te treden met het bestuur (en de RvT) en te wijzen op het instemmingsrecht van de OR en de informatieplicht van het bestuur.

Tegelijkertijd kun je als OR begrip uiten voor de urgentie van bepaalde zaken en blijk geven van medewerking door wat sneller te schakelen (qua instemming en het doornemen van informatie) wanneer een zaak spoedeisend blijkt te zijn. Ook het bestuur zal belang hebben bij een tijdige, snelle en volledige informatieverstrekking aan de OR. Zo zal de OR namelijk sneller in staat zijn zorgvuldig en verantwoord te schakelen, kunnen juridische acties en de daarmee gepaarde kosten en tijdverlies voorkomen worden en kan er een effectieve samenwerking met de OR tot stand komen.

Deel dit bericht op