Hindernissen voor OR bij voordracht eigen commissaris

Helaas ondervinden nogal wat ondernemingsraden weerstand bij het voordragen van een commissaris. Het voordrachtsrecht mag dan wel mooi geregeld zijn in de zogenaamde Structuurregeling (Burgerlijk Wetboek), maar de praktijk is weerbarstiger dan het papier beloofd heeft. Vaak zie je een steeds terugkerend gefaseerd patroon ontstaan. En dat is geen toeval!

De ondernemingsraad kaart bij de bestuurder aan dat hij gebruik wenst te maken van zijn recht om iemand voor te dragen voor de rvc. Het kan verkeren. Of er ontstaat een welwillende houding en nader overleg over het te volgen procesverloop. Of er volgt een resolute ontkenning. Veelal in de trant dat de interpretatie van de OR onjuist is en wettelijk niet houdbaar is. En dus niet gevraagd kan worden. De wet geeft echter heel duidelijk de criteria aan wanneer en onder welke voorwaarden de OR het voordrachtsrecht voor een commissaris heeft. Dit soort ontkenningen zijn dan ook makkelijk te tackelen en te weerleggen. Soms hoort daar een briefje van een jurist bij, soms volstaat een mondelinge toelichting van de raad zelf.

Als deze hobbel succesvol beslecht is, komen we vaak terecht in de fase van de bagatellisering. De medezeggenschap heeft dit recht wel, maar … wat heb je eraan en waarom zou je dit soort ingewikkelde trajecten gaan doorlopen? Er zijn toch veel belangrijkere onderwerpen die in het overleg met de ondernemingsraad plaats en aandacht moeten krijgen? Zoals werkgelegenheid of arbeidsomstandigheden!? En wat moet je met een ‘eigen’ commissaris (die overigens niet bestaat, want iedere commissaris moet immers onafhankelijk zijn). Dus, OR “let op uw zaak” en “ken uw klassiekers” is dan het welgemeende, maar voor de ondernemingsraad ongelukkige, advies van de bestuurder of (zittende) commissaris.

De fase van de bagatellisering gaat overigens vaak samen met de fase van de verleiding. “Als jullie (OR) afzien van de wens om een commissaris voor te dragen, valt er te praten over …” Vaak is dat een onderwerp dat de raad heel graag (en vaak al heel lang) had willen binnenhalen.

We komen, als de ondernemingsraad de ontkenning, de bagatellisering en de verleiding heeft weerstaan, ideaaltypisch in de volgende fase: de fase van het paternalisme.

Het paternalisme kent vele gezichten. Verreweg het meest sympathieke gezicht van het paternalisme is het aanbod dat een reeds zittende commissaris ook “de medezeggenschap in portefeuille mee gaat nemen”. Vaak is dat iemand die altijd al belangstelling en affiniteit met medezeggenschap heeft gehad. Ondanks verwoede pogingen van de OR om dit te kunnen verifiëren, blijft het evenwel een zoektocht naar de heilige graal die uitsluitend gevonden kan worden door Indiana Jones in de film.

Paternalisme komt ook tot uiting als een actief geworden rvc of bestuurder bedingt dat ‘zij’ het laatste woord heeft. Variëteit op dit scenario alom. Maar in alle gevallen is het antwoord dat uiteindelijk het profiel van de rvc en de concrete criteria zoals geformuleerd in de wet bepalend en doorslaggevend zijn voor de vraag of de voorgedragen kandidaat gekwalificeerd moet worden tot commissaris.

Een minder vriendelijke variant van het paternalisme is die van de bluf. “We benoemen alleen commissarissen die ook concernfunctionaris zijn, géén buitenstaanders.” Dit zijn normaliter dan hooggeplaatste managers van de onderneming die in het buitenland gesitueerd zijn. Ze hebben weliswaar een arbeidscontract met de onderneming, maar niet met de Nederlandse juridische werkgever / entiteit. Zondermeer ontstaat op die manier voor de OR een zogenaamd illusoir recht. Het voordrachtsrecht wordt in ernstige mate ingeperkt. Overigens is hier echt sprake van bluf; jurisprudentie wijst uit (vergelijk Thomas Cook) dat het niet houdbaar is om te eisen dat alleen personen die in concernverband tot de onderneming behoren, benoemd kunnen worden in de Nederlandse rvc. Doorgaans treedt deze problematiek nogal eens op bij de rvc van een Nederlandse sub-holding van een internationaal concern.

Gelukkig gaat het proces tot voordracht van een commissaris door de OR in veel gevallen gemakkelijker dan hierboven geschetst. Dit neemt echter niet weg dat de ondernemingsraad op veel vragen en issues een scherp antwoord voor zichzelf moet hebben.

Allereerst (uiteraard) de vraag of het wel zo belangrijk is om een ‘eigen’ commissaris te kunnen / willen voordragen. Wat hebben we eraan, zeker als die commissaris onafhankelijk moet zijn!? Voorts zal de OR goed ingevoerd moeten zijn in de procedure van het voordragen en in belangrijke aandachtspunten daarbij. Het gaat dan onder meer om het beoordelen van het rvc-profiel, het vinden van de juiste kandidaten en het formuleren van een werkwijze hoe je hier verder richting de kandidaat én de organisatie mee om moet gaan. Voorwaar een precair en spannend vraagstuk.

Als je geen duidelijke visie hebt als OR waarom je zo graag een kandidaat voor de rvc zou willen voordragen heb je een probleem. Je vindt dan iets belangrijk, maar je weet niet waarom. Voorwaar een ongelukkige liefdeloze combinatie. Als vervolgens ook nog de profielschets van de rvc er niet is of niet houdbaar is, bouw je een huis zonder fundament. Af te wijzen kandidaten moeten met verwijzing naar het profiel immers verantwoord worden.

Bekijk ook de video over dit onderwerp: klik hier.

Deel dit bericht op

Geschreven door Willem Allertz

Algemeen directeur SBI Groep opleidings- en adviesorganisaties / Executive consultant OR Consultancy
Willem is als executive consultant werkzaam op het gebied van strategie, internationale organisatie-ontwikkeling en bedrijfskundige advisering. Hij bekleedt diverse commissariaten op voordracht van de OR.

Lees meer