Nieuwe criteria voor het opstellen en toetsen van de RI&E

De criteria rond de risico-Inventarisatie en evaluatie (RI&E) zijn sinds het begin van dit jaar veranderd. Dit betekent werk aan de winkel voor de organisatie, met name de preventiemedewerker, en de OR. Het kan er namelijk toe leiden dat het opstellen van de RI&E moet veranderen. De preventiemedewerker is verantwoordelijk voor de uitvoering van de RI&E. Over hoe dat gebeurt heeft de OR instemmingsrecht.

Hart van het arbobeleid

De RI&E vormt het hart van het arbobeleid. Het geeft immers een actueel en uitgebreid overzicht van mogelijke risico’s op het terrein van veiligheid, gezondheid en psychosociale arbeidsbelasting (PSA). Een dergelijk overzicht vormt de basis voor welke zaken er met prioriteit moeten worden aangepakt. Deze wordt vastgelegd in een plan van aanpak. Daarnaast zijn ook preventieve maatregelen onderdeel van dat plan. Goed geregeld zou je zeggen. En gelukkig is dat in veel gevallen ook zo. Niet overal is dit echter het geval.

Niet alle organisaties hebben een RI&E. Veel RI&E’s blijken vooral te bestaan uit een afvinklijstje van symptomen en worden daarom als bureaucratisch ervaren. De kwaliteit is daarmee onder de maat en kansen om tot echte verbeteringen van de arbeidsomstandigheden te komen blijven onbenut. Veel directies zien arbobeleid als een kostenpost en realiseren zich niet dat goed arbobeleid ook veel geld kan besparen. Denk bijvoorbeeld maar aan het terugdringen van het verzuim.

Kwaliteitsslag

Om de kwaliteit van de RI&E’s te verbeteren, is bij wetgeving een viertal criteria vastgesteld. De nieuwe criteria zijn:

  1. Volledigheid
  2. Actualiteit
  3. Actuele inzichten
  4. Betrouwbaarheid

Deze criteria vormen het uitgangspunt van zowel het opstellen van de RI&E als de toetsing door een zogenaamde kerndeskundige. In de Arbowet is namelijk bepaald dat een externe kerndeskundige de RI&E moet toetsen of deze op een deugdelijke manier is uitgevoerd. Deze kerndeskundige, zoals een bedrijfsarts of een gecertificeerde veiligheidskundige, arbeidshygiënist of arbeid- en organisatiespecialist, toetst de RI&E mede aan de hand van de nieuwe criteria.

  1. Volledigheid

In een RI&E hoorden naast risico’s m.b.t. veiligheid, gezondheid en PSA meer zaken opgenomen te zijn. Bijvoorbeeld hoe verantwoordelijkheden zijn vastgelegd bij verschillende functionarissen en welke preventieve maatregelen genomen worden. Het nieuwe criterium volledigheid voegt daar onder meer aan toe:

  • Bij geïnventariseerde risico’s moeten ook grondoorzaken opgenomen worden. Dus niet enkel een lijst met symptomen, maar ook de oorzaken van deze risico’s.
  • Naast het beschrijven van risico’s moeten maatregelen beschreven worden, ook de al eerder genomen maatregelen en hoe deze geborgd zijn.
  • Bedrijfsarts en andere deskundigen, en ook registratie van verzuim, ongevallen, e.d. zijn betrokken bij het opstellen van de RI&E.
  • Toetsing of er arbobeleid is geformuleerd en of dat ook daadwerkelijk uitgevoerd is.
  • Beoordeling van de taken, positie, tijd en invulling en het deskundigheidsniveau van de preventiemedewerker(s). 
  • Welke gezondheidsonderzoeken worden aangeboden en in welke frequentie.
  • Constatering dat de OR ingestemd heeft met de uitvoering van de RI&E.
  1. Actualiteit

Beschrijving van de actuele situatie in de organisatie, zoals veranderde processen en (re)organisatie, nieuwe machines en andere gebouwen.

  1. Actuele inzichten

In de arbowet was al opgenomen dat de RI&E moest aansluiten bij ”de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening” (art. 5 lid 4). Dit wordt concreet ingevuld door te verwijzen naar nieuwe wetgeving, verscherpte normen en normwaarden, en nieuwe inzichten en verbeterde apparatuur.

  1. Betrouwbaarheid

Om de betrouwbaarheid van de RI&E te verzekeren, moet aan het volgende voldaan worden:

  • Er moeten voldoende medewerkers betrokken zijn bij de RI&E. Dat geldt zeker voor wat lastiger te meten risico’s, zoals PSA en zaken zoals ontplooiingsmogelijkheden.
  • Metingen vinden plaats met (wetenschappelijk) goedgekeurde methoden en meetinstrumenten.

Plan van aanpak

Onderdeel van de RI&E is een plan van aanpak. Ook daar zijn de eisen aangescherpt. Zo wordt van een werkgever verwacht dat er meer gebeurt dan het strikt noodzakelijke om de wettelijke normen te halen. De werkgever is immers verplicht om te zorgen voor zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden. En dat betekent dat ‘net voldoende’ niet genoeg is.

Bij het wegnemen van risico’s is het uitgangspunt dat de maatregelen zo min mogelijk belastend zijn voor werknemers. Dus zogenaamde bronmaatregelen. Bijvoorbeeld eerst een machine aanpassen voordat overgegaan wordt op veiligheidsbrillen of oordoppen. Als bronmaatregelen niet mogelijk zijn of onevenredig ingewikkeld of duur, dient de werkgever dat te motiveren in het plan van aanpak. Dat laatste is een nieuw criterium.

Rol van de OR

De OR heeft instemmingsrecht op twee zaken:

  1. De gebruikte methode voor de uitvoering van de RI&E en de hele procesgang.
  2. Het plan van aanpak en de daarin gekozen prioriteiten.

Verder heeft de OR een rol om toe te zien op de uitvoering van het plan van aanpak, bijvoorbeeld door regelmatig overleg te voeren met de bestuurder, de preventiemedewerker, de bedrijfsarts en de arbodienst.

De positie van de OR blijft bij dit alles onveranderd. Wel is het zo, dat door de nieuwe criteria de inhoud en de uitvoering van de RI&E en het plan van aanpak zal veranderen. Dus in het geval dat er periodiek volgens een vaste opzet een RI&E uitgevoerd wordt, was op de onderzoeksmethode geen nieuwe instemming van de OR nodig. Dat zal nu wel het geval zijn. Het is aan te raden dat de OR snel met de uitvoerders van de RI&E in overleg gaat om afspraken te maken hoe het een en ander te implementeren.

Deel dit bericht op

Geschreven door Steven van Slageren

Senior adviseur
Medezeggenschap gaat voor Steven om invloed. Invloed op besluiten over hoe een organisatie zich ontwikkeld. Invloed om de eigen werkomgeving mede vorm te geven en in te richten. Om invloed […]

Lees meer